Determineerders laten historische fruitrassen voortleven

Vruchtvorm, schilkleur, gladheid, vorm van de steel, steelholte, kelkbuis, geur bij het aansnijden, vorm van het klokhuis, pitten, kleur van het vruchtvlees, sappigheid, smaak… het zijn slechts enkele van de schier eindeloze reeks kenmerken waar determineerders van fruit op letten. Ze bladeren in boeken en speuren op internet, op zoek naar de juiste match met de vruchten die ze voor zich hebben liggen.

Wie kent ze nog, de Brabantse Bellefleur, Reinette van Zorgvliet, Doeke Martens, Hallemine Bonne… En wie zou de vruchten van deze rassen nog herkennen? Gelukkig zijn er in het land diverse groepen enthousiastelingen die zich bezighouden met het opsporen, determineren (op naam stellen), vermeerderen en verspreiden van oude fruitrassen, opdat ze niet verloren gaan. Zoals de Vrienden van het Oude Fruit (VOF), een club fruitliefhebbers in Noord-Nederland. Naast de VOF zijn er verschillende andere pomologische groepen en initiatieven om oude fruitrassen te behouden (zie kader).

In een gesprek met Jan Veel en Jan Woltema, leden van de VOF, overheerst het enthousiasme voor oude fruitrassen. Daags ervoor waren ze weer bijeen om fruitmonsters te determineren. Ze laten een peertje zien dat sprekend lijkt op een Winterjan, ook wel Kleipeer genoemd. “Maar hij is te groot voor een Winterjan”, oordeelt Woltema. “Wel heeft het klokhuis die typische vorm en is het duidelijk een stoofpeer met korrelig, rinzig vruchtvlees. We denken daarom dat het de Welleman is, ofwel de Dubbele Winterjan.” Veel vult aan: “We weten het voor 99 procent zeker, maar het probleem is dat de Welleman nergens precies beschreven is. Hij bestaat, want hij wordt in de literatuur genoemd, maar er is geen uitgebreide pomologische beschrijving van. Zonder dat wordt het voor ons erg lastig om het ras aan te tonen.”

Puzzelen

Determineren is niet zomaar een rijtje kenmerken aflopen waarna er een rasnaam uitrolt, stelt Veel. “Je leert het ook niet in een cursus van vijf dagen of alleen uit boeken. Je bouwt de kennis geleidelijk op in een jarenlang proces van herhaaldelijk identificeren van fruit. Door samen met ervaren mensen te kijken, voelen, snijden, ruiken en proeven. Het is een voortdurend gepuzzel en je kunt lang niet altijd 100 procent zekerheid geven.

Wij noemen onszelf geen pomologen. Wij zijn fruitliefhebbers, autodidact, en hebben in de loop der jaren heel veel kennis opgebouwd. Voor het determineren maken we gebruik van boeken als De Nederlandsche Boomgaard uit 1868, Nederlandsche Fruitsoorten van de Nederlandsche Heidemaatschappij uit 1942 en Appelsoorten en Peresoorten van Herbert Petzold. Voor ons is het de lol om zeldzame of verdwenen geachte rassen op te sporen. Dat is bij een aantal rassen ook gelukt en dat geeft ons een enorme kik. Wij zoeken dan vooral naar de zogenaamde ‘Knooprassen’. Johann Hermann Knoop was de eerste in Nederland die systematisch rassen beschreef en publiceerde in 1758 Pomologia. Knoop beschrijft de rassen vrij summier, maar een heleboel van die rassen zijn in Duitsland, met typisch Deutsche Gründlichkeit, uitgebreid beschreven en afgebeeld. Via Google books zijn honderden oude pomologische boeken vrij te downloaden. Daar maken we dankbaar gebruik van. Ze zorgen snel voor extra zekerheid.”

De verschillen zijn soms maar klein. Een zoektocht in de literatuur levert vaak synoniemen op die verder helpen. “Neem nu de Spiegelpeer, met synoniemen als Baron d’Hiver en Barons Birne”, zegt Veel. “We hebben hem in oude Duitse literatuur teruggevonden. Daar was hij uitgebreid beschreven en stond vermeld dat hij afkomstig was uit “de provincie Groningen in Holland”. De vrucht lijkt sprekend op de Gieser Wildeman, alleen de boomvorm is duidelijk anders. De Gieser Wildeman groeit wijduit, de Spiegelpeer rechtop. Nu blijkt er in de vrucht één duidelijk verschil te zijn met de Gieser Wildeman: het holle buisje onder het kelkje loopt bij de Spiegelpeer door tot het klokhuis. De vorm van zo’n kelkbuisje geeft op zo’n moment de doorslag.”

Tasje aan de deur

Geregeld worden leden van de VOF uitgenodigd om te determineren, bijvoorbeeld bij een open dag van een Groninger borg of Friese stins, bij een fruitshow of op een dorpsfeest in de regio. Mensen kunnen dan een monster van minimaal vijf vruchten inleveren om het ras te laten bepalen. Ook gaan leden van de VOF op verzoek langs bij mensen die een of meer oude fruitbomen op hun erf hebben en daar meer over willen weten. Onderweg komen ze ook nog wel eens bomen tegen die ze nader onderzoeken. In ruim 25 jaar tijd heeft de groep 60 dorpen en steden in Noord-Nederland bezocht en 5400 fruitbomen op naam gesteld. Alle plekken met oude fruitbomen worden geïnventariseerd. Soms nemen ze enthout van onbekende bomen mee om boompjes te kweken of ze zetten een ent op een tak van een bestaande boom bij huis. Zo heeft Woltema thuis bomen staan met soms wel vier rassen binnen één boom, mede om ruimte te besparen.

Ook weten mensen uit de regio zelf de groep te vinden. Dan vindt Woltema ineens een tasje fruit met een briefje aan de voordeur van zijn boerderij in Niebert.

Een paar keer per jaar organiseert de groep entdagen om met enthout van de oude rassen jonge bomen te kweken en zo bij te dragen aan de verspreiding van oude rassen. Voor volgend jaar zijn er al drie entdagen gepland. De vrijwilligers nemen dan zelf onderstammen en enthout van bijzondere rassen mee. Ook kunnen belangstellenden enthout van hun eigen bomen meenemen om te laten vermeerderen.

De VOF werkt veel samen met kwekerij de Baggelhof van Lubbert Dijk in Terheijl, Drenthe. Woltema: “Van alles wat wij vinden gaat enthout naar de Baggelhof om te vermeerderen. Lubbert Dijk heeft via de Vrienden van het Oude Fruit veel oude rassen in omloop gebracht.”

Toekomst als bondgenoot

Soms levert een determinatiedag een pareltje op; een verloren gewaand fruitras. Zo is bijvoorbeeld de historische Reinette van Zorgvliet teruggevonden, een appel afkomstig van de buitenplaats Zorgvliet, tussen Den Haag en Scheveningen, gesticht door Jacob Cats. “We hadden een vermoeden dat het de Reinette van Zorgvliet was”, vertelt Woltema. “We hebben enthout gevraagd om boompjes te kweken. Immers, wat we nu niet (zeker) weten, weten we wellicht over een aantal jaren wél. De toekomst is daarin onze bondgenoot. Toen de boompjes later vruchten droegen, bleek het inderdaad de Reinette van Zorgvliet te zijn.”

Op deze manier werd ook de Doeke Martens teruggevonden, een van oorsprong Fries appelras, en de peer Hallemine Bonne, de enige peer waarvan men uit beschrijvingen zeker weet dat hij uit Friesland afkomstig is.

Voormalig melkveehouder Woltema heeft al 25 jaar rond zijn boerderij in Niebert een fruitboomgaardje met oude rassen, met als doel deze rassen te verspreiden. Er staan nu een paar honderd verschillende rassen appels, peren en pruimen, zoals de eerdergenoemde Reinette van Zorgvliet, maar bijvoorbeeld ook de zeer zeldzame Wijker Pippeling. De collectie fruitbomen van Fruithof Frederiksoord, een levend fruitmuseum met zo’n 800 oude rassen, is voor een groot gedeelte afkomstig van zijn boerderij. Het is opgezet door de Noordelijke Pomologische Vereniging, waarvan Woltema indertijd lid was.

De VOF heeft binnen haar gelederen twaalf collecties van oude fruitrassen en is contactpersoon van zes collecties bij borgen en stinsen in Noord-Nederland. Via de VOF zijn bij deze borgen boomgaarden aangeplant of aangevuld met oude rassen. De VOF beheert als groep gezamenlijk een collectie met 263 appelrassen, 103 perenrassen en 35 pruimenrassen.

Velser Kers

Nog zo’n mooi verhaal over het terugvinden van oude rassen is het verhaal van de Velser Kers, ooit veel geteeld in Noord-Holland. Het kersenras wordt door Knoop beschreven, maar was uit Nederland verdwenen. Veel: “Via google kwam ik erachter dat er nog een boom van dat ras in een natuurgebied in Oostenrijk staat. Het ras was door de universiteit van Wenen in kaart gebracht en beschreven. Ik heb enthout opgevraagd en met Lubbert Dijk en Jan Woltema dat ras weer opgekweekt. Via POM Noord-Holland zijn de boompjes naar Noord-Holland getransporteerd. Zo is het verdwenen kersenras Velser Kers weer teruggekomen naar Velsen, naar de kersenboomgaard van landgoed Beeckestijn.

DNA-analyse

Op dit moment is determinatie nog een zaak van intensief handwerk. DNA-analyse zou een mogelijkheid kunnen zijn, maar dan moet eerst van elk fruitras een specifiek DNA-profiel gemaakt worden. “Je kunt nu wel DNA-analyse doen om na te gaan welke vruchten verwant zijn aan elkaar en welke niet”, stelt Veel. “Maar om de naam te bepalen moet je eerst weten welke de echte is. Daarover moeten deskundigen het nog eens worden. Internationaal gaat het om vele duizenden rassen. Daar gaat heel veel tijd en geld in zitten. Er is een DNA-proef geweest met monsters uit zes verschillende collecties Groninger Kroon. Die proef liet verschillende DNA-profielen zien. Het bleek maar in twee gevallen echt te gaan om de Groninger Kroon. Nu is de Groninger Kroon goed beschreven en gemakkelijk te definiëren. Maar van veel oude rassen ontbreekt een bruikbare beschrijving. Die moet eerst bekend zijn voordat het zin heeft om een DNA-profiel aan dat ras te koppelen. Willen we DNA-analyse kunnen gebruiken bij het determineren, dan moeten er toch eerst van vele honderden oude fruitrassen de DNA-profielen bekend zijn.” Eerste stappen hiertoe zijn gezet door het Nederlands Fruit Netwerk. Er is een inventarisatie gemaakt van alle fruitcollecties in Nederland. Nu moeten deskundigen de rassen verifiëren en het eens worden welke rassen tot het Nederlands Erfgoed gaan behoren en als referentie gebruikt kunnen worden. Het zal een project zijn van lange adem en heel veel geld. Tot die tijd is de inzet van enthousiaste fruitkenners, voor het overgrote deel vrijwilligers, onontbeerlijk om het juiste ras te achterhalen van een partij onbekend fruit.

Door: Jolette van Eijden

Een iets ingekorte versie van dit artikel is verschenen in het kerstnummer van het blad de Fruitteelt Jaargang 109, 20 december 2019, blz 24 e.v.