Menno Scheltens 12-09-1876 – 09-09-1956
Menno Scheltens heeft als amateur schilder een groot aantal aquarellen van appels, peren en van enkele plagen op appels en peren gemaakt. Hij heeft 64 appelrassen en 44 perenrassen meerdere keren afgebeeld. Ook heeft hij 11 aquarellen van plagen op appels en peren gemaakt. De mappen met zijn aquarellen zijn in zijn nalatenschap gevonden.
Na de korte levensloop een link naar het overzicht van zijn aquarellen en naar keuzes uit zijn aquarellen, waarbij van alle door hem geschilderde rassen een afbeelding is geselecteerd. .
Menno Scheltens werd geboren op 12 september 1876 in Winsum, Groningen. Zijn vader was daar onderwijzer en het was de bedoeling dat hij dat ook zou worden. Maar hij had andere ideeën. Hij hield van de natuur, was graag buiten en wilde daarom naar de tuinbouwschool in Frederiksoord.Na zijn studie ging hij naar Engeland om werk te zoeken en ervaring op te doen. Omdat hij geen Engels sprak werd hij nergens aangenomen. Steeds weer kreeg hij te horen, dat hij niet benoemd was in de baan die hij zo graag wilde. Na het zoveelste moeizame sollicitatiegesprek, dacht hij te begrijpen dat hij het werk weer niet had gekregen, wilde weggaan, maar hoorde een Nederlandse stem die zei: “Je hebt het verkeerd begrepen, je hebt de baan. Hij heeft er 3 jaar gewerkt en heeft er prima Engels leren spreken en schrijven. Na die 3 jaar wilde hij naar Duitsland om ook daar ervaring op te doen. Hij kreeg werk op een kwekerij in Deutsch Eversen. Hij was inmiddels getrouwd met Hendrika Stephania van Braambeek. Ze kregen 2 dochters: Cornelia Paulina en Trijntje Jacoba, mijn moeder, zij werd in Duitsland geboren. Wanneer ze terug zijn gegaan naar Nederland is niet bekend, maar in 1907 stierf hun eerste dochtertje in Wageningen. Hij werd tuinbouwleraar tuinbouw. Zijn echtgenote is in 1938 overleden, inmiddels woonden ze toen in Zutphen. Vanuit Zutphen ging hij o.a. op de fiets naar Doetinchem, om daar aan de landbouwwinterschool les te geven, Hij gang altijd op de fiets, als het koud was met een hoed met oorwarmers en aan het stuur gewatteerde moffen. Verder legde hij boomgaarden aan in o.a. Vorden en Lochem en ging er daarna vaak heen om ze te controleren. In Zutphen legde hij aan de Leeuweriklaan een proeftuin en volkstuintjes aan, ook voor kinderen. Dat deed hij samen met een zekere mijnheer Honig. Hij had het altijd over ´”Mijnheer Honig”, hij sprak altijd vol eerbied over hem.
En nu de aquarellen van de appeltjes en de peertjes. Wanneer hij daarmee begonnen is, is onbekend, maar hij is ze gaan schilderen omdat er geen lesmateriaal was. Een opleiding daarvoor heeft hij nooit gehad, hij is het gewoon gaan doen, heel precies met eindeloos geduld. Het was voor hem alleen goed als het ook echt goed was. Hij ging er helemaal in op, maar had niet het idee dat het iets bijzonders was, het was lesmateriaal.
In de oorlog werden ze geëvacueerd naar Friesland. Toen ze in 1945 terugkwamen was hun huis door de Duitsers verwoest en woonden ze tijdelijk op een bovenverdieping aan de Berkelsingel in Zutphen. Daar zat hij op een zolderkamertje zat te schilderen, hij legde een appel of een peer neer en begon die na te schilderen. Maar het ging langzamerhand niet goed meer. Zijn hele licNamen afbeeldingenhaam zat vol reumatiek. Zijn vingers stonden krom en waren dik. Hij kon het penseel niet meer goed vast houden en we hoorden hem steeds mopperen, de kou bij het fietsen begon zijn tol te eisen. Toen het huis aan de Badhuisweg weer herbouwd was bleef hij in het gezin van zijn dochter wonen. Hij had er zijn eigen kamer, luisterde graag naar klassieke muziek en las veel, uitsluitend Engelse boeken. Op 9 september 1956 is hij overleden.
Zomerperen en vroege herfstperen