Keukenpruimen
Veel dessertpruim zijn zeer geschikt om te verwerken in de keuken. Om enkele te noemen: Abbaye d’Arton, Angeline Burdett, Belle de Louvain, Bleue de Belgique, Coe’s Golden Drop, Czar, Early Laxton, Early Rivers, Monsieur Hatif, President, Prune Monsieur, Victoria, Warwickshire Drooper, Washington.
Daarnaast zijn er typische keukenpruimen. Niet alleen kwetsen, over het algemeen prima vruchten om te verwerken, maar er zijn meer typische keukenpruimen. Dat kunnen dessertpruimen zijn, die b.v. uit een warmer klimaat afkomstig zijn en bij ons een hete zomer nodig hebben om te rijpen, en daarom vaak alleen als keukenpruim bruikbaar zijn. Maar er zijn ook keukenpruimen die als zodanig in de handel zijn gebracht.
Tenslotte zijn er pruimen van soorten die als tussenstam zijn gebruikt en die b.v. doorgeschoten zijn of als wortelstek uitgeplant. Deze vruchten zijn als jampruimen bruikbaar. Het betreft o.a. Common Mussel, Damas, Gele Kroosjespruim, Kerspruim, St. Julien, Pershore, Tonneboer en Varkenspruim. Pershore en Tonneboer zijn ook als industriepruimen gebruikt.
Niet alle keukenpruimen zijn geschikt om te drogen, maar er valt jam van te maken, ze kunnen in taarten en vlaaien verwerkt worden en verwerkt worden tot pruimenjenever. Hieronder een overzicht van keukenpruimen en dessertpruimen, die bij ons niet goed rijp worden, maar wel als keukenpruim geschikt zijn. De kwetsen worden apart behandeld.
Diamantpruim syn. Black Mogul, Diamond |
|
Rond 1830 door Mr.Hooker, Kent, England gewonnen. Volgens andere literatuur in 1831 door een mister Diamond gewonnen. Grote zeer regelmatig gevormde hoogronde tot lang eivormige vrucht met een vrij diepe naad, die de vrucht ongelijk verdeelt. Zwartblauw, met enkele fijne, bruingele stipjes, geheel met een dik, witblauw waas bedekt. Korte, dunne, groene met wat bruine steel, een vrij brede holte staat, die bij den naad lager begrensd is. Dikke, taaie zure schil, die gemakkelijk van het vlees te scheiden is. Helder goudgeel vruchtvlees, onder de schil en bij de steen roodachtig bruin, tamelijk grof, vast, weinig saprijk, zoet met zacht rins, verfrissend en niet zuur met weinig aroma. De steen zit altijd vast en is in de vrucht al vaak geopend. De boom groeit aanvankelijk sterk, later matig, wordt bij ons niet groot, vormt een dichte piramidale kroon, draagt vroeg, is buitengewoon vruchtbaar en draagt elk jaar. Moet flink gedund worden. Eerste helft september, soms tot het einde van de maand. Voor een dessertpruim vaak een teleurstellende smaak. Vooral geschikt keukenpruim, die zeer geschikt is om te drogen. |
Emperor syn. Cox’s Emperor |
|
Waarschijnlijk rond 1785 te Denbigh, (Wales) gewonnen. Grote tot zeer grote vrucht. Een wat verkorte uitvoering van de Pond’s Seedling. Grote ovaalronde tot bijna ronde vrucht, wat versmald aan boven en onderkant. De schil verkleurd van geel naar rozerood, karmijn en roodbruin met blauwwit waas, bedekt met kleine gele stippen. Geel wat droog en stevig vruchtvlees, sappig, zoet maar wat flauw. De steen laat niet helemaal los. Eind augustus - begin september. Vooral keuken |
Grand Duke |
|
Door Rivers in Sawbridgeworth, England gewonnen als zaailing van de Autumn Compote en geïntroduceerd in 1876. Zeer grote kwets, langwerpig en met een korte hals en diepe naad, die vooral bij de steel diep is. Donker roodpaars tot zwart, roodpaars aan de schaduwkant. Veel kleine bruine stippen. Dik blauw bedauwd. Dunne tamelijk korte steel in kleine steelholte. Groengeel tot oranjegeel vruchtvlees. Fris zuurzoet en aromatisch. Zeer sappig, sterk geurend. De steen heeft een dun naadje en laat bij volle rijpheid los. Middelsterk groeiende opgaande boom, die rijk draagt en zeer gezond is. Voor elke standplaats geschikt. Door de vroege bloei nogal nachtvorstgevoelig. September tot oktober. Geschikt voor dessert , maar beter als keukenpruim. De boom komt laat op gang, maar draagt dan rijk. |
Jaune d’Amerique |
|
|
Oude Amerikaanse pruim, die in de 19e eeuw in een rassenlijst van Ottolander te Boskoop wordt vermeld. Mogelijk bij ons verdwenen. Mogelijk is het één van de exemplaren van de Prunus americana een Amerikaanse wilde pruim die American Red Plum, American Yellow Plum, Native Plum, Wild Plum, River Plum, August Plum, Goose Plum, Canadian Plum wordt genoemd en die grote delen van Oost- en Midden van de VS , behalve in de prairiegebieden gevonden wordt. Grote langwerpige gele vrucht . September Keukenpruim, zeer geschikt voor gebak. |
Sint Katrien |
|
|
Oude Vlaamse variëteit. Te onderscheiden van de gele St. Catherine. Mogelijk identiek aan de Blauwe Eierpruim (Imperiale Violette). Middelgrote blauwe vrucht. Zoetzuur en aromatisch. Sterke en gezonde groeier. September. Keukenpruim. Volgens sommige literatuur is deze dezelfde als Prince Englebert, deze wordt echter als een meer paarse vrucht beschreven. |
Tonneboer |
|
Oude Nederlandse keuken- en industriepruim. Werd vroeger ook gebruikt als tussenstam. Middelgrote ovale tot eironde vrucht, van onderen iets spit toelopend. Ondiepe naad, soms nauwelijks zichtbaar. De korte stevige steel staat in een kleine holte en is aan de boomkant wat verdikt. De steen zit vast. Gelig, wat droog en deegachtig vruchtvlees met een flauwe lichtzure smaak. Middelsterke tot sterke groeier met zware takken, die snel, regelmatig en rijk draagt. Soms wortelecht. Gezond, iets gevoelig voor spint. . Eerste helft augustus. De vrucht blijft aan de steel vast zitten. Mutanten zijn de Bangertse- en de Westlandse Tonneboer. |
Tragedie syn. Hative de Paris |
|
Oude Franse variëteit, niet te verwarren met de Engelse Tragedy, een dessertpruim. Tagedie en Hative de Paris worden door van Cauwelaert als verschillende soorten gezien, andere schrijvers zien ze als dezelfde. Tamelijk kleine tot middelgrote vrucht. Lijkt wat op Opal. Hoogronde wat scheve vrucht, helder paarsrood met gele ondergrond waarop talrijke lichte kleine stipjes die rood omrand zijn. Ook donkere paarsrode vlekken met dunne blauwig blos. Ondiepe naad, soms als nauwelijks zichtbare rode streep. Stevige donzige steel. Helder geel, vrij vast en matig sappig vruchtvlees met weinig aroma. Licht zuur. De schil zit vast, de steen laat goed los. Middelsterke groeier met aanvankelijk opgaande, later hangende takken, die al snel – soms in het voerde jaar – maar onregelmatig draagt. Moniliagevoelig. Rijpe vruchten blijven goed aan de steel zitten. Tweede helft juli, begin augustus. Matige dessertpruim, goede keukenpruim. Ook als tussenstam gebruikt. Moet niet verward worden met de dessertpruim Tragedy,die tegelijkertijd rijpt en er vrijwel hetzelfde uit ziet (en iets donkerder paars is). |
Vliermaalse Pruim |
|
Oude Vlaamse streekpruim, identiek aan de Diepenbeekse Pruim, maar rijpt twee weken eerder. Vrij kleine tot middelgrote ovale vrucht, die aan boven en onderzijde wat spits toeloopt. Donkerrood tot paars en dik grijs bedauwd. Ondiepe naad, nauwelijks zichtbaar. Gelig, vast, matig zoet en nogal zurig vruchtvlees. De steen laat goed los. Middelmatig sterke groeier met zware takken, die een kleine boom vormt, laat op gang komt en onregelmatig draagt. Kan vermeerdert worden door wortelopslag. Eind augustus. Keuken, vooral geschikt als droogpruim. |
Witte Keizerpruim syn. Imperiale Blanche |
|
|
Zeer grote eironde vrucht. Witte tot lichtgeel, taaie schil, die vast aan het vlees zit. Droog en zuur vruchtvlees. De steen zit vast. Slechts geschikt als keukenvrucht. September Grote boom. Werd wel verward met de Witte eierpruim, die echter als dessertvrucht bruikbaar is. |
Witte Peerpruim, syn Prune Poire blanche, Weisse Birnpflaume, White Pearplum |
|
Zeer oude, waarschijnlijk Engelse, soort. Grote peervormige vrucht met een dikke taaie, haast doorzichtige schil, groengeel later helder geel, met veel witte stippen. Het dikke witte dauw geeft de vrucht een bleek geel uiterlijk. Lichte blos. Dunne, helde groene, kale iets scheef staande steel, die in een kleine holte staat. . De dunne nauwelijks zichtbare naad eindigt bij een uit stekend bruin stempelpuntje. Dof, groengeel, vast en sappig vruchtvlees. Zurig. De smaak heeft weg van iets aangestoken appels, en daar ruiken de vruchten ook wat naar. De steen zit vast. Middelgrote steile boom. Eind september, wordt soms niet goed rijp. Alleen geschikt als keuken- en inmaakpruim Het vele wortelopslag en de zaailingen werden als onderstam, met name voor perziken en abrikozen, gebruikt. |
Witte Perdrigon. syn Perdrigon Blanc Brignole Jaune, Gele Brignole, Pruimjools, Prunelle, Weisse Perdrigon |
|
Kleine tot middelgrote hoogronde vrucht, wat smaller bij de steel met nauwelijks zichtbare naad. De dunne middellange steel staat in een kleine holte. Dikke taaie schil. Bleekgeel op groene ondergrond met rode vlekjes aan de zonzijde en licht bedekt met wit dauw. Veel witte stipjes. Groengeel, zacht, vast, fijn, zoet en sappig vruchtvlees. Licht geparfumeerd. De kleine steen laat goed los. Matig groeiende boom, die snel en rijk draagt. Wordt bij ons niet goed rijp en vraagt een warme standplaats. Veel last van monilia. Eind augustus – begin september. Keukenpruim en zeer goede droogpruim, die vroeger in de zon gedroogd werd. |