Keukenpruimen

Veel dessertpruim zijn zeer geschikt om te verwerken in de keuken. Om enkele te noemen: Abbaye d’Arton, Angeline Burdett, Belle de Louvain, Bleue de Belgique, Coe’s Golden Drop, Czar, Early Laxton, Early Rivers, Monsieur Hatif, President, Prune Monsieur, Victoria, Warwickshire Drooper, Washington.

Daarnaast zijn er typische keukenpruimen. Niet alleen kwetsen, over het algemeen prima vruchten om te verwerken, maar er zijn meer typische keukenpruimen. Dat kunnen dessertpruimen zijn, die b.v. uit een warmer klimaat afkomstig zijn en bij ons een hete zomer nodig hebben om te rijpen, en daarom vaak alleen als keukenpruim bruikbaar zijn. Maar er zijn ook keukenpruimen die als zodanig in de handel zijn gebracht. 

Tenslotte zijn er pruimen van soorten die als tussenstam zijn gebruikt en die b.v. doorgeschoten zijn of als wortelstek uitgeplant. Deze vruchten zijn als jampruimen bruikbaar. Het betreft o.a. Common Mussel, Damas, Gele Kroosjespruim, Kerspruim, St. Julien, Pershore, Tonneboer en Varkenspruim. Pershore en Tonneboer zijn ook als industriepruimen gebruikt.

Niet alle keukenpruimen zijn geschikt om te drogen, maar er valt jam van te maken, ze kunnen in taarten en vlaaien verwerkt worden en verwerkt worden tot pruimenjenever. Hieronder een overzicht van keukenpruimen en dessertpruimen, die bij ons niet goed rijp worden, maar wel als keukenpruim geschikt zijn.  De kwetsen worden apart behandeld.

Amere

Oude Waalse variëteit.

Middelgrote Langwerpige eironde vrucht, aan beide zijden wat ingedeukt met korte steel, die aan de takken vast blijft zitten. Paarsrode schil op gevlekte groengele ondergrond en bedauwd. De pit laat grotendeels los. Tamelijk die en brede naad.

Geelgroen tot oranjegeel vruchtvlees, vast, aangenaam zoet-rinse smaak.

Zeer gezonde boom die rijk draagt. De takken kunnen breken, dunnen is daarom gewenst. Vruchten vallen snel af.

Eind juli tot half augustus. De vruchten rijpen niet gelijktijdig, doorplukken is nodig.

Keukenpruim  

Er is een kleinere ondervariëteit, die 5 á 6 dagen later rijpt.

Diamantpruim syn. Black Mogul, Diamond

Rond 1830 door Mr.Hooker, Kent, England gewonnen. Volgens andere literatuur in 1831 door een mister Diamond gewonnen.

Grote zeer regelmatig gevormde hoogronde tot lang eivormige vrucht met een vrij diepe naad, die de vrucht ongelijk verdeelt. Zwartblauw, met enkele fijne, bruingele stipjes, geheel met een dik, witblauw waas bedekt.

Korte, dunne, groene met wat bruine steel, een vrij brede holte staat, die bij den naad lager begrensd is. Dikke, taaie zure schil, die gemakkelijk van het vlees te scheiden is. Helder goudgeel vruchtvlees, onder de schil en bij de steen roodachtig bruin, tamelijk grof, vast, weinig saprijk, zoet met zacht rins, verfrissend en niet zuur met weinig aroma. De steen zit altijd vast en is in de vrucht al vaak geopend.

De boom groeit aanvankelijk sterk, later matig, wordt bij ons niet groot, vormt een dichte piramidale kroon, draagt vroeg, is buitengewoon vruchtbaar en draagt elk jaar. Moet flink gedund worden.

Eerste helft september, soms tot het einde van de maand.

Voor een dessertpruim vaak een teleurstellende smaak. Vooral geschikt keukenpruim, die zeer geschikt is om te drogen.

Diapree Blanche

Zeer oude soort. Kleine ovale pruim, vrijwel geen naad: hoogstens een lijntje. De steel zit bovenop. Harde bittere schil, bleekgroen met wit dauw, die gemakkelijk los getrokken kan worden. Helder bleekgeel, wat zacht en vast vruchtvlees, zoet en aromatisch. De steen laat niet goed los.

Zwakke groeier die matig draagt.

Eind augustus - eerste helft september.

Uitstekende jampruim: krijgt bij verwerking een abrikozensmaak. Zeer goede droogpruim.

Diepenbeekse Pruim

Oude Vlaamse keukenvrucht.

Middelgrote ovale vrucht, die aan boven en onderzijde wat spits toeloopt. Donkerrood tot paars en dik bedauwd. Ondiepe naad, nauwelijks zichtbaar. Gelig, vast, zurig vruchtvlees.

Middelmatig sterke groeier met zware takken, die laat op gang komt en onregelmatig draagt.

Augustus.

Keuken, vooral geschikt als droogpruim.

Emperor syn. Cox’s Emperor

Waarschijnlijk rond 1785 te Denbigh, (Wales) gewonnen.

Grote tot zeer grote vrucht. Een wat verkorte uitvoering van de Pond’s Seedling. Grote ovaalronde tot bijna ronde vrucht, wat versmald aan boven en onderkant. De schil verkleurd van geel naar rozerood, karmijn en roodbruin met blauwwit waas, bedekt met kleine gele stippen. Geel wat droog en stevig vruchtvlees, sappig, zoet maar wat flauw.

De steen laat niet helemaal los.

Eind augustus - begin september.

Vooral keuken

Evesham Wonder

Keukenpruim, gewonnen rond 1913 en geïntroduceerd door Spiers uit Evesham, Worcesterhire (E).

Ovale wat peervormige vrucht. Steel in kleine diepe holte. Dunne schil, die gemakkelijk los laat. Steenrood met oranje doorschijn, soms wat ruwe vlekken op de schil en over het gehele oppervlak donker rode puntjes. Bedauwd. De steen zit vast. Gelig, zacht wat droog vruchtvlees met weinig smaak.

Sterke groeier, zeer vruchtbaar en regelmatige drager. Gezond en niet gevoelig voor nachtvorsten..

Eind augustus, begin september.

De beste jampruim: krijgt bij verwerking een abrikozensmaak.

Grand Duke

Door Rivers in Sawbridgeworth, England gewonnen als zaailing van de Autumn Compote en geïntroduceerd in 1876.

Zeer grote kwets, langwerpig en met een korte hals en diepe naad, die vooral bij de steel diep is. Donker roodpaars tot zwart, roodpaars aan de schaduwkant. Veel kleine bruine stippen. Dik blauw bedauwd. Dunne tamelijk korte steel in kleine steelholte. Groengeel tot oranjegeel vruchtvlees. Fris zuurzoet en aromatisch. Zeer sappig, sterk geurend. De steen heeft een dun naadje en laat bij volle rijpheid los. Middelsterk groeiende opgaande boom, die rijk draagt en zeer gezond is. Voor elke standplaats geschikt. Door de vroege bloei nogal nachtvorstgevoelig.

September tot oktober.

Geschikt voor dessert , maar beter als keukenpruim.

De boom komt laat op gang, maar draagt dan rijk.

Jacinthe

Zeer oude Franse variëteit, in 18e en 19e eeuwse literatuur vermeld. Mogelijk bij ons verdwenen.

Grote langwerpige vrucht, van onder smaller en bij de steel breder toelopend, waardoor de vrucht wat hartvormig lijkt. Ondiepe naad en korte stevige steel in een holte. De dikke, harde en ruwe zure schil zit vast aan het vruchtvlees. Helder paars en bedauwd. Geel vast vruchtvlees, voldoende sappig, aromatisch maar met een wat zure smaak. De steen laat niet helemaal los.

Goed groeiende boom.

September.

Keukenvrucht.

Jaune d’Amerique

 

Oude Amerikaanse pruim, die in de 19e eeuw in een rassenlijst van Ottolander te Boskoop wordt vermeld. Mogelijk bij ons verdwenen. Mogelijk is het één van de exemplaren van de Prunus americana een Amerikaanse wilde pruim die American Red Plum, American Yellow Plum, Native Plum, Wild Plum, River Plum, August Plum, Goose Plum, Canadian Plum wordt genoemd en die grote delen van Oost- en Midden van de VS , behalve in de prairiegebieden gevonden wordt.

Grote langwerpige gele vrucht .

September

Keukenpruim, zeer geschikt voor gebak.

Katerskloten

Streekvariëteit uit Friesland. Grote tot zeer grote ovale vrucht met lange dunne steel. Brede naad. Aan beide zijden, maar vooral aan de bovenzijde spits toelopend gepunt. Donkerpaars met licht waas. De grote steen zit vast. Geelgroen, sappig, zacht en zurig vruchtvlees. De smaak is matig. Beter als keukenvrucht.

Gezonde sterk groeiende steile boom. Eerste helft augustus. 

Knight’s Large Green Drying syn Large Green Drying

Gewonnen door Thomas Knight in 1838. Zeer grote ronde vrucht met brede middeldiepe naad. De forse lange steel staat in een diepe holte. Dikke, helder groengele schil met een goudgele blos aan de zonzijde en wit bedauwd. Stevig gelig vruchtvlees, matig sappig, rins-zoet en met een kruidig aroma. De steen zit vast. Middelgrote boom met een warrige kroon, die laat draagt met een middelgrote opbrengst. 

Eind augustus.

Zeer goede droogpruim.

Late Orange

Engelse variëteit rond 1892 door de firma Rivers te Sawbridgeworth in de handel gebracht.

Grote hoogronde vrucht met ondiepe naad. Donkergeel tot diep goudgeel met licht oranje blos en licht dauw. Dikke, harde schil

Gelig, vast, sappig, wat zure smaak.

De vruchten blijven aan de steel vast zitten.

Sterke en gezonde groeier, zeer gevoelig voor monilia. .

Tweede helft september.

Keuken.

Perdrigon Rouge

Middelgrote tot grote hoogronde vrucht, wat breder bij de steel met nauwelijks zichtbare naad. De dunne middellange steel staat in een kleine holte. Fraai rood op paarse ondergrond met goudgele stipjes en bedekt met wit dauw. Het fijne, stevige, sappige vruchtvlees is heldergeel aan de zonzijde en groenig aan de schaduwzijde, haast doorzichtig vruchtvlees, zoet, en heerlijk aromatisch. De steen laat goed los.

Sterk groeiende boom, die rijk draagt. Vraagt een warme standplaats.

Heeft minder last van monilia dan de andere Perdrigons.

Half september.

Keukenpruim en zeer goed droogpruim, die vroeger in de zon gedroogd werd. 

 

Pershore syn. Yellow Egg

Waarschijnlijk oude toevalszaailing in rond 1827 gevonden door George Crooke uit Gigbridge Pershore, Worchestershire, UK, die in Tiddesley Wood wandelde. Wortelopslag is uitgegraven en naar een kwekerij overgebracht. De eerste bomen zijn uitgeplant aan een weg te Gigbridge.

Middelgrote, lang ovale vrucht, wat peervormig met een flauwe hals bij de steel en ondiepe naad. De dunne steel staat in een holte. Dikke kanariegele tot okergele schil, met groen puntjes en blauwgroen dauw. Harde dikke effen schil. Geel stevig, wat droog vruchtvlees, dat vaak wat flauwzoet is. De steen zit vast en is identiek aan die van de Purple Pershore. 

Goed groeiende middelgrote brede gezonde boom met dichte kruin, die rijk draagt. Takken breken makkelijk, maar de boom herstelt zich daar goed van. Resistent tegen loodglans. Heeft weinig last van nachtvorsten. Gevoelig voor monilia. Zelfbestuiver.

Wordt meestal uit wortelopslag opgekweekt. Werd als tussenstam gebruikt.

Tweede helft augustus. Tijdig plukken, n.l. wanneer ze geel beginnen te kleuren, want gele overrijpe vruchten zijn droog, smakeloos en melig. Groen geplukt een paar weken bewaarbaar.

Vooral keukenpruim, die prachtige gele jam geeft.

Pond's Seedling syn. Plum de l’Inde, Ponds Pourple, Ponds Sämling, Red Egg

Oude Engelse pruim van rond 1830, genoemd naar M.Pond, amateur kweker, die de pruim voor 1830 introduceerde en waarvan de oorsprong niet bekend is.

Grote ovale vrucht, wat versmald naar de steel, soms met een soort hals. Middellange tamelijk dunne steel staat in een kleine diepe holte. De dikke stevige schil verkleurd van geel naar rozerood en karmijn gekleurd met dunne licht blauwpaarse waas en bedekt met kleine bruine stippen. Zalmgeel wat zacht, droog en grof vruchtvlees met witte aderen, wat deegachtig, zoet maar wat flauw. De steen laat niet helemaal los.

Matig tot sterk groeiende boom met warrige kroon die rijk draagt. Wordt door de grote productiviteit geen grote boom. Gevoelig voor loodglans.

Zelfbestuivend.

Eind september, begin oktober.

Keukenpruim

Purple Pershore syn. Martin’s Seedling

Gewonnen door Walter Martin  in 1902, nabij Pershore, Drakes Broughton, Gloucestershire Engeland als kruising van Rivers Early en Diamond .

Middelgrote tot grote, lang-ovale wat scheve vrucht, met een hals bij de steel. Dunne kleine steel staat in een kleine holte. Dunne schil laat zich gemakkelijk verwijderen. Donkerrode tot roodpaarse en sterk blauw bedauwde vrucht. Door het dikke dauw lijkt de vrucht blauw.

Gelig, vast, sappig bij rijping wat droog vruchtvlees. De losse pit is identiek aan die van de Pershore. De vruchten blijven goed aan de steel zitten.

Middelgrote, sterk groeiende, gezonde boom met zware steile en hangende dichtbezette takken en een dichte kroon., die onregelmatig draagt. Zelfbestuivend. Geen last loodglans, wel van monilia.

Half tot eind augustus.

Keukenpruim, bij volledige rijpheid ook als dessertpruim bruikbaar.

 

Reeve's Seedling syn. Reeves Plum

Gewonnen in 1940 door A. Reeves in Chilliwack, British Columbia (Canada).

Zeer grote ronde roodpaarse pruim met licht dauw. Draagt zeer rijk.

Augustus.

Zeer goede keukenpruim.

Opm. Het is de onderste van de hier links afgebeelde pruimen.

St. Julien (Gros en Petite)

De oorspronkelijke St. Julien is een kleine (links) of middelgrote (rechts) rond-ovale paarse vrucht, dik bedekt met dauw.

Groenig licht zuur vruchtvlees. Uitstekende smaak.

Eind augustus.

Dessert.

Sint Katrien

 

Oude Vlaamse variëteit. Te onderscheiden van de gele St. Catherine. Mogelijk identiek aan de Blauwe Eierpruim (Imperiale Violette). 

Middelgrote blauwe vrucht. Zoetzuur en aromatisch.

Sterke en gezonde groeier.  

September.

Keukenpruim. Volgens sommige literatuur is deze dezelfde als Prince Englebert, deze wordt echter als een meer paarse vrucht beschreven.

Sultan

Gewonnen door Thomas Rivers te Sawbridgeworth en geïntroduceerd in 1877. Zaailing van de Belle de September

Grote tot zeer grote ronde vruchten met diepe naad. Korte dikke steel in een wijde holte. Diep donkerrood tot donker paars, mat wat geel aan de schaduwzijde en met veel zilverige roestvlekjes en dik blauw dons. Steen zit vast. Vruchtvlees is erg stevig, sappig maar nogal zuur en weinig aromatisch, zodat de soort alleen als keukenpruim bruikbaar is. 

Half september.

Sterk groeiende grote en brede boom, die rijk draagt.

Keukenpruim en matige handpruim.

Tonneboer

Oude Nederlandse keuken- en industriepruim. Werd vroeger ook gebruikt als tussenstam.

Middelgrote ovale tot eironde vrucht, van onderen iets spit toelopend. Ondiepe naad, soms nauwelijks zichtbaar. De korte stevige steel staat in een kleine holte en is aan de boomkant wat verdikt. De steen zit vast. Gelig, wat droog en deegachtig vruchtvlees met een flauwe lichtzure smaak.

Middelsterke tot sterke groeier met zware takken, die snel, regelmatig en rijk draagt. Soms wortelecht. Gezond, iets gevoelig voor spint. .

Eerste helft augustus. De vrucht blijft aan de steel vast zitten.

Mutanten zijn de Bangertse- en de Westlandse Tonneboer.

Tragedie syn. Hative de Paris

Oude Franse variëteit, niet te verwarren met de Engelse Tragedy, een dessertpruim. Tagedie en Hative de Paris worden door van Cauwelaert als verschillende soorten gezien, andere schrijvers zien ze als de­zelfde. Tamelijk kleine tot middelgrote vrucht. Lijkt wat op Opal.

Hoogronde wat scheve vrucht, helder paarsrood met gele ondergrond waarop talrijke lichte kleine stipjes die rood omrand zijn. Ook donkere paarsrode vlekken met dunne blauwig blos. Ondiepe naad, soms als nauwelijks zichtbare rode streep. Stevige donzige steel. Helder geel, vrij vast en matig sappig vruchtvlees met weinig aroma. Licht zuur. De schil zit vast, de steen laat goed los.

Middelsterke groeier met aanvankelijk opgaande, later hangende takken, die al snel – soms in het voerde jaar – maar onregelmatig draagt. Moniliagevoelig.

Rijpe vruchten blijven goed aan de steel zitten.

Tweede helft juli, begin augustus.

Matige dessertpruim, goede keukenpruim. Ook als tussenstam gebruikt.

Moet niet verward worden met de dessertpruim Tragedy,die tegelijkertijd rijpt en er vrijwel hetzelfde uit ziet (en iets donkerder paars is).

Vliermaalse Pruim

Oude Vlaamse streekpruim, identiek aan de Diepenbeekse Pruim, maar rijpt twee weken eerder.

Vrij kleine tot middelgrote ovale vrucht, die aan boven en onderzijde wat spits toeloopt. Donkerrood tot paars en dik grijs bedauwd. Ondiepe naad, nauwelijks zichtbaar. Gelig, vast, matig zoet en nogal zurig vruchtvlees. De steen laat goed los.

Middelmatig sterke groeier met zware takken, die een kleine boom vormt, laat op gang komt en onregelmatig draagt. Kan vermeerdert worden door wortelopslag.

Eind augustus.

Keuken, vooral geschikt als droogpruim.

Vroegrijpe Perdrigon,  syn Perdrigon Hatif Passe Velours, Prune de Catelogne

Tamelijk grote ronde pruim, aan beide zijden wat afgeplat. Fraai paars, stevig wat melig vruchtvlees. Weinig smaak. De steen zit vast.

Sterke groeier met zware takken en grote bladeren, die overvloedig draagt. Er is ook een bonte variëteit.

Juli.

Bij ons keukenpruim

Witte Keizerpruim syn. Imperiale Blanche

 

Zeer grote eironde vrucht. Witte tot lichtgeel, taaie schil, die vast aan het vlees zit. Droog en zuur vruchtvlees.

De steen zit vast. Slechts geschikt als keukenvrucht.

September

Grote boom.

Werd wel verward met de Witte eierpruim, die echter als dessertvrucht bruikbaar is.

Witte Peerpruim, syn Prune Poire blanche, Weisse Birnpflaume, White Pearplum

 

Zeer oude, waarschijnlijk Engelse,  soort. Grote peervormige vrucht met een dikke taaie, haast doorzichtige schil,  groengeel later helder geel, met veel witte stippen. Het dikke witte dauw geeft de vrucht een bleek geel uiterlijk. Lichte blos. Dunne, helde groene, kale iets scheef staande steel, die in een kleine holte staat. . De dunne nauwelijks zichtbare naad eindigt bij een uit stekend bruin stempelpuntje. Dof, groengeel, vast en sappig vruchtvlees. Zurig. De smaak heeft weg van iets aangestoken appels, en daar ruiken de vruchten ook wat naar. De steen zit vast.

Middelgrote steile boom.

Eind september, wordt soms niet goed rijp.

Alleen geschikt als keuken- en inmaakpruim

Het vele wortelopslag en de zaailingen werden als onderstam, met name voor perziken en abrikozen,  gebruikt.

Witte Perdrigon. syn Perdrigon Blanc  Brignole Jaune, Gele Brignole, Pruimjools, Prunelle, Weisse Perdrigon

Kleine tot middelgrote hoogronde vrucht, wat smaller bij de steel met nauwelijks zichtbare naad. De dunne middellange steel staat in een kleine holte. Dikke taaie schil. Bleekgeel op groene ondergrond met rode vlekjes aan de zonzijde en licht bedekt met wit dauw. Veel witte stipjes. Groengeel, zacht, vast, fijn, zoet en sappig vruchtvlees. Licht geparfumeerd. De kleine steen laat goed los.

Matig groeiende boom, die snel en rijk draagt. Wordt bij ons niet goed rijp en vraagt een warme standplaats. Veel last van monilia.

Eind augustus – begin september.

Keukenpruim en zeer goede droogpruim, die vroeger in de zon gedroogd werd.