Onderstammen
Voor intensieve fruitteelt zijn zwakke onderstammen nodig. Die waren in het verleden niet voorhanden. De meest gangbare onderstam is van oudsher nog altijd St. Julien A.
dit is echter een middelsterke groeier. Nog steeds wordt er daarom gezocht naar voor de handelsteelt betere onderstammen. Wereldwijd worden in proefstations allerlei onderstammen van de prunus soorten beproefd. Op dit moment lijkt de Russische onderstam VVA-1 de beste.
Voor de
particulier zijn van belang de St. Julien en Pixy. Ze kunnen ook gebruik maken
van de mogelijkheid om rassen op eigen wortel te kweken.
Vroeger waren zaailingen van de St. Julien d'Orleans algemeen bekend, later
zijn deze vervangen door andere zaailingen zoals de St. Julien 1 en 2. Ook St. Julien 2 (St.
Julien d'Orleans x Brompton).
Ook werden tussenstammen gebruikt voor stamvorming,
groeibeheersing en ter vermijding van vorstschade. Tonneboer en Varkenspruim
waren veel gebruikte tussenstammen. Hoog veredelen bleek echter vaak moeilijk
te werken en wordt tegenwoordig zo veel mogelijk vermeden.
Soms zijn onderstammen onnodig en kunnen rassen beter op eigen wortel worden geteeld. Voorbeelden zijn: Jubileum, Mirabelle de Nancy, Hauszwetsche, dat geldt ook voor sommige Reine Claudes, Pershore, Warwickshire Drooper. Dat kan omdat deze rassen gemakkelijk vegetatief te vermeerderen zijn. Bezwaren zijn dan wel een trage aanvangsgroei en daardoor late vruchtbaarheid en ook een verhoogde kans op bacteriekanker. Andere rassen zoals Victoria zijn ongeschikt om op eigen wortel te worden gekweekt.
Hieronder volgt informatie van over de onderstammen, waarover ik gegevens heb gevonden. Van sommige, zoals p 2038 en Wagenstetter, ontbreken de gegevens.
Black Damas C |
|
![]() |
Een geselecteerde variėteit van de Damas Noir. Deze was gemakkelijk te vermeerderen door de vele wortelopslag, maar dat is tegelijk de reden van haar verdwijning geweest. Middelgrote boom, die matig sterk groeit en een brede kroon met rechte takken vormt. Soms wat korte doorns aan de takken. De scheve ronde vruchten hebben een duidelijke naad, ze zijn donker bruinpaars met helder dauw en bruine puntjes. De smaak is aangenaam rins, vergelijkbaar met een kwetsensmaak. Ze hangen verspreid in de hele kroon. Een selectie is de Damas 1869. Geschikt voor zware gronden. Vormt opslag. Half augustus. |
Grosse Gruene Reine Claude syn. Reine Claude Verte Dauphine |
|
Identiek aan de Reine Claude Dauphine, in Duitsland onder de naam Grosse Gruene Reine Claude als onderstam gebruikt. Iets groter dan de R.C. Verte, vraagt een warmer klimaat. Heeft verder dezelfde eigenschappen. Tamelijk grote ronde en wat scheve vrucht, groen tot geelgroen met wat bruine vlekjes, vooral aan het eind van de diepe naad, en soms een vage paarsrode blos. Sterk bedauwd. De steen zit vast. Groen vruchtvlees, zeer sappig, zuur en aromatisch. Matige grote sterke groeier met rechte takken die een dichte kroon vormt. Korte twijgen kunnen wat gedoornd zijn. Rijptijd eind augustus, begin september. Ook geschikt als keukenpruim.
|
|
![]() |
Kriek syn. Krieche, Augustpflaume, Haferpflaume, Jakobspflaume, Julianspflaume, Zibarte |
|
Kleine ronde pruim, roodbruin tot zwart met blauw dauw. Week, zoet en sappig vruchtvlees, flauw. De ronde steen zit vast. Grote boom met gedoornde takken. Werd ooit gebruikt om er perziken mee op te enten. Mogelijk worden ze nu aangeduid met boerenblauwtjes,. De Haferpflaume uit middeneuropa is geel. |
Kresenski |
|
Tussenstam waarover geen gegevens zijn gevonden. Kresenski is een Poolse naam. |
Pixy |
|
Behoort tot de Prunus insititia L. De groei is zwakker dan die van de St. Julien A, de bomen worden de helft kleiner dan op St. Julien, maar ook de vruchten van het geėnte ras worden wat kleiner, waardoor ze alleen bruikbaar is voor grootvruchtige soorten. Goed veredelaar met alle rassen. De vruchten rijpen 5 tot 8 dagen eerder. Vraagt een voedzame bodem. |
Tragedie syn. Hative de Paris |
|
Oude variėteit, niet te verwarren met de Engelse Tragedy, een dessertpruim. Tagedie en Hative de Paris worden door van Cauwelaert als verschillende soorten gezien, andere schrijvers zien ze als dezelfde. Tamelijk kleine tot middelgrote vrucht. Lijkt wat op Opal. Hoogronde vrucht, helderrood met gele ondergrond waarop rode stippen en donkere paarsrode vlekken met dunne blauwig blos. Ondiepe naad, soms nauwelijks zichtbaar. Gelig, vrij vast en matig sappig vruchtvlees. Licht zuur. De steen laat goed los. Middelsterke groeier met aanvankelijk opgaande, later hangende takken, die al snel soms in het voerde jaar maar onregelmatig draagt. Rijpe vruchten blijven goed aan de steel zitten. Half juli tot eind juli. Keukenpruim. Ook als tussenstam gebruikt |
Vroege Blauwe Damas syn. Damas Noir Hative ou Precoce | |
Vrij grote, donkerblauw, vroegrijpe vrucht. Gelig vruchtvlees wat rood onder de schil en bij de steen. Hard, droog, melig en flauw van smaak. Het wortelopslag werd als onderstam voor pruimen en perziken gebruikt. |
VVA-1 syn. Prunus Krymsk |
|
Moderne Russische introductie. Kruising van Prunus tomentosa x Prunus cerasifera, gewonnne in het proegstation Viktor Eremin te Guennadi; Krymsk, Russland. Deze onderstam is waarschijnlijk voor de commerciele pruimenteelts de beste. Ze geeft een kleine boom, vroege productie en een goede vruchtmaat. Ze is winterhard, zwak groeiend, verenigbaar met pruim, perzik en abrikoos, ze verankert goed, geeft weinig wortelopslag en is niet gevoelig voor natte bodemomstandigheden. Ze geeft een kleinere en naar het oogt meer open boom dan St.Julien A. |
Wangenstetter syn. Wagenstetter |
|
![]() |
Onderstam. Kleine ovale vrucht, geelgroen en licht bedauwd. Middelvast vruchtvlees, zoet zuur met matige smaak. De steen zit vast. Zeer gezond. Begin september.
|
Witte Peerpruim, syn Prune Poire blanche, Weisse Birnpflaume, White Pearplum |
|
Zeer oude, waarschijnlijk Engelse, soort. Grote peervormige vrucht met een dikke taaie, haast doorzichtige schil, groengeel later helder geel, met veel witte stippen. Het dikke witte dauw geeft de vrucht een bleek geel uiterlijk. Lichte blos. Dunne, helde groene, kale iets scheef staande steel, die in een kleine holte staat. . De dunne nauwelijks zichtbare naad eindigt bij een uit stekend bruin stempelpuntje. Dof, groengeel, vast en sappig vruchtvlees. Zurig. De smaak heeft weg van iets aangestoken appels, en daar ruiken de vruchten ook wat naar. De steen zit vast. Middelgrote steile boom. Eind september, wordt soms niet goed rijp. Alleen geschikt als keuken- en inmaakpruim Het vele wortelopslag en de zaailingen werden als onderstam, met name voor perziken en abrikozen, gebruikt. |
Zaailing Pruim |
|
Zaailingen en wilde pruimen worden vroeger vaak en nu nog door liefhebbers als onderstammen gebruikt. Daarnaast is in East Malling in Engeland een selectie van de Prunus domestica gewonnen als onderstam. Het voordeel is dat deze goed verenigbaar is met veel pruimenrassen, met name de Reine Claudes. Ze zijn niet geschikt voor Czar en President, terwijl Victoria er minder ziektegevoelig op is. Ze vormen steile bomen met een open kroon. De takken hebben hier en daar korte dorens. |
Ziebartle, syn Zibarte |
|
Wilde pruim, die vooral in Zuid-Duitsland voorkomt en veel als onderstam is gebruikt, ook bij ons. In Westerwolde Gr. is een grote groengele variėteit aangetroffen, die gebruikt was als onderstam. Meestal kleine kogelvormige, Reine Claude-achtige vruchten met lichte blos aan de zonzijde en duidelijk naad. Er zijn meerder variėteiten bekend die verschillen in grootte en kleur. Er zijn blauwe, gele en groengele bekend, die alle bij rijpheid een rode blos krijgen. De grootvruchtige groene variėteit wordt wel verward met de Grosse Gruene Reine Claude. Ook in Duitsland werd en wordt deze als onderstam gebruikt. Zacht sappig vruchtvlees. Licht bedauwd. De steen laat los. Dicht vertakte heester of kleine boom met veel dorens. Het is een van de weinige wilde pruimen, die groter is dan de sleedoorn. Alleen bruikbaar als keukenpruim. Veel bitterstoffen, daardoor niet geschikt voor dessert, maar wel voor pruimenjenever en jam. Rijptijd tussen half september en half oktober. |